In De Psycholoog van december 2020 is mijn wetenschappelijk onderzoek in het kader van de KP-opleiding geplaatst. Het hele artikel inclusief bevinden vindt u hier.
Columns Tijdschrift voor Orthopedagiek
Sinds juni 2020 schrijf ik columns voor het Tijdschrift voor Orthopedagogiek in de rubriek In Zicht. Hier kun je mijn bijdrages vinden:
- TvO 2020 nummer 3: De jeugdzorg failliet?
- TvO 2020 nummer 4: Corona-proof werken
- TvO 2020 nummer 5: Een ander woord voor tovenaar
- TvO 2021 nummer 1: Diagnostiek is zeg maar echt mijn ding
- TvO 2021 nummer 2: Collateral damage
- TvO 2021 nummer 3: Goed voor jezelf zorgen
- TvO 2021 nummer 4: Mensen zijn ingewikkeld
- TvO 2021 nummer 5: Ik voel me vandaag meer een jongen
- TvO 2022 nummer 1:
- TvO 2022 nummer 2: Writer’s Block
- TvO 2022 nummer 3: Het is de toon die de muziek maakt
- TvO 2022 nummer 4: Genderdivers op de camping?
- TvO 2023 nummer 1: Van het kastje naar de muur
- TvO 2023 nummer 2: Beroepsidentiteit
- TvO 2023 nummer 3: Doen wat werkt?!
- TvO 2023 nummer 4: Connectie
- TvO 2023 nummer 5: Keuzes
- TvO 2024 nummer 1: Het is gewoon niet eerlijk!
- TvO 2024 nummer 2: De AI-paradox
De GGZ, psychiatrie en psychotherapie staan weer volop in de belangstelling: eind november stond een opiniestuk in de Volkskrant door Flip Jan van Oenen over de magere resultaten van psychotherapie, de Jeugd GGz gaat zelfs op de schop en Tygo Gernandt duikt in de wereld van de psychiatrie met mensen die we 13 verschillende labels hebben gekregen. Wat gebeurd er toch in het land van de psychiatrie en psychotherapie?
Al geruim 10 jaar werk ik in ditzelfde werkveld. Een veld waar veel ontwikkelingen zijn, regeldruk aan de orde van de dag is, maar ook de kosten en de hoeveel mensen die psychische hulp nodig hebben de pan uit rijzen. Er wordt van alles bedacht om kosten te besparen, maar ondertussen blijft er een onafgebroken stroom clienten komen. In de serie die door Tygo Gernandt wordt gemaakt zijn er diverse collega’s die uiteenzetten dat het werkveld van de psycholoog en psychiater niet een hard, op feiten gebaseerd geheel is. Diagnoses in de DSM zijn een verzameling kenmerken die alleen de buitenkant beschrijven. Onderliggende problematiek is onvoldoende meegenomen. Terecht zegt een van de mensen die Tygo volgt dat het uitmaakt hoe je bijvoorbeeld met je trauma’s omgaat, maar dat je dan ipv PTSS de diagnose angst, dwang of gedragsproblemen krijgt. Ook maakt het uit waar je gezien wordt voor een intake, zoals door mede-documentaire maakster pijnlijk duidelijk gemaak wordt. Evenals Tygo ben ik ook verbaasd over hoe het er in mijn eigen werkveld aan toe kan gaan. Gepaste terughoudendheid in het stellen van diagnoses zou mooi zijn, waarbij wij ook erkennen dat we het soms niet 100% zeker weten.
Echter is de praktijk hierin ook lastig. Ouders die aankloppen willen duidelijkheid, maar ook de man van middelbare leeftijd die vastloopt op diverse gebieden (zoals werk en sociaal functioneren). En dan is soms meer stelligheid van de psycholoog of psychiater wenselijk. Ik geloof dat we goed hulpverlener zijn als je naast je client gaat staan, open zijn over wat je wel en nog niet weet en samen kijken wat er nodig is (shared decision making). En laten we dan vooral per individu een goede beschrijving maken van alle factoren die van belang zijn en hoe deze op elkaar in werken. Dan kan ook psychotherapie op maat en kunnen er goede resultaten behaald worden waarbij genezing niet het doel is, maar leren omgaan en leven met je kwetsbaarheden en mindere periodes een mooi resultaat is, zoals ook Kirsten Hauber bepleit in haar pleidooi als reactie op het artikel van Van Oenen. Want laten we wel wezen iedereen heeft zijn kwetsbaarheden waar hij of zij mee moet leren omgaan, daar is de client in de psychiatrie niet veel anders is.
Kijktip: Tygo in de psychiatrie
Ouderschap ingewikkeld?!
In een openhartig interview met de BBC heeft Meghan Markle laten weten dat het ouderschap haar niet eenvoudig af gaat. Dit roept bij veel mensen sympathie op, maar ook bij veel Britten niet, ‘want zo lastig heeft ze het nou ook weer niet’. Nu weet ik niet hoe Meghan en Harry hun opvoeding doen, of er nanny’s zijn etcetera, maar over een ding ben ik wel overtuigd: Ondanks alle hulp en steun die je krijgt, is ouderschap ingewikkeld en voel je je als ouder kwetsbaar. Ik sympathiseer dus ook met Meghan, want royal of niet, ook zij zal zich kwetsbaar voelen en het beste voor haar kind willen.
Al jaren geleden schreef Alice van der Pas over haar ouderschapstheorie, waarbij zij er van uit gaat dat ten eerste het ouderschap kwetsbaar maakt en ten tweede elke ouder een besef van ‘verantwoordelijkheid zijn’ heeft. Ik ben er van overtuigd dat elke ouder deze kwetsbaarheid en verantwoordelijk zijn voelt. En wanneer je bedenkt dat Meghan en Harry ook nog onder een vergrootglas liggen in alles wat zij doen, dus ook het ouderschap, kan ik mij goed voorstellen dat dit voor extra onzekerheid kan zorgen. Uit onderzoek weten we dat 50-80% van de vrouwen in de eerste 10 dagen na de bevalling last kunnen hebben van flinke stemmingswisselingen, angsten, bezorgdheden, zogeheten baby blues en kraamtranen. Gelukkig (!) verdwijnt dit bij het meerendeel weer, maar er zijn genoeg vrouwen die angstig en somber blijven (zo’n 13% van de vrouwen ontwikkelt een postnatale depressie en dan komt er ook steeds meer aandacht voor de postnatale depressies bij vaders). Kijkend naar de risico-factoren voor een postnatale depressie is een van de factoren hoge eisen of verwachtingen in het ouderschap. Los van eigen spoken/verwachtingen voordat je zelf ouder wordt, speelt mijn inziens ook de maatschappelijk druk en hoe leuk het ouderschap moet zijn.
Tijdens je zwangerschap ontvang je allerlei leuke “gratis” spullen zoals een blije doos, tips & tricks voor fashionable zwanger zijn en leuke tips in Mama & Baby. Dat het allemaal even niet zo leuk mag zijn (zwanger zijn en leven met je pasgeboren baby) wordt minder belicht. Gelukkig komt hier steeds meer aandacht voor en is het heel stoer (maar ook belangrijk) dat invloedrijke personen, zoals Meghan Markle, zich uitspreken over hun onzekerheden in het ouderschap. Pas wanneer ‘wij’ als maatschappij gaan erkennen dat onzekerheid, kwetsbaarheid en ouderschap hand in hand gaan kunnen we minder oordelend zijn over (prille) ouders.
De WISC-V: een wereld van verschil?
Eindelijk is sinds begin 2018 de WISC-V-NL te koop in Nederland. En direct ontstond een discussie of de WISC-II NL meteen verbannen moest worden uit testkasten of dat we eerst moeten afwachten tot de kinderziekten er uit zijn of zelfs tot de COTAN de WISC-V-NL beoordeeld heeft. Drs. Yaron Kaldenbach geeft in zijn nieuwsbrief van september 2017 de voor- en nadelen weer van snel overstappen, waarbij hij wel adviseert om nog 1-2 jaar te wachten. Zijn onderbouwing hierin is om wijzigingen van nog mogelijke fouten uit de handleiding of test af te wachten. Hier kon ik mij destijds goed in vinden, ondanks dat ik vanaf het begin dat de WISC-V ontwikkeld werd groot voorstander ben van het feit dat de WISC-V beter inzicht kan geven en ook zijn theoretische basis vindt in het CHC-model. Dit is een model waarbij intelligentie opgedeeld wordt in deelfactoren zoals ‘fluid intelligence’, ‘crystalized intelligence’ maar ook kwantitatieve kennis, verwerkingssnelheid en informatieverwerking (zone auditief als visueel). Je ziet dat naast de WISC-V-NL, de WAIS-IV-NL al richting CHC-model ging, maar ook de RAKIT-2 en de IDS.
Inmiddels ben ik zelf getraind door Pearson Academy in afname en interpretatie, ben ik gaan werken met de WISC-V-NL en supervisser ik menig IQ onderzoek middels de WISC-V-NL. Een eerste indruk is positief: bredere vaardigheden die gemeten worden, mooi testmateriaal, handig socringsprogramma, maar ook veel meer analyse-mogelijkheden. Veel subtesten doen ook echt meer beroep op probleemoplossende vaardigheden in plaats van het ‘crystalized intelligence’ en dus in mijn ogen meten ze meer intelligentie dan puur opgeslagen feiten.
Echter zullen we met z’n allen ook een enorme omslag in ons denken moeten maken. Er is immers geen sprake meer van disharmonische profielen of V-P kloven, maar ook zijn de indexen-scores opgebouwd uit 2 subtest scores (3 als je alle 14 subtesten afneemt, maar dan nog tellen er maar 2 mee) en is de naamgeving van de testscores anders dan de veelal gebruikte indeling van Resing en Blok (2002).
Wat betreft het verdwijnen van de disharmonische profielen blijven we wel werken met een sterkte-zwakte analyse maar noemen we het anders. Mijns inziens is dit een overbrugbaar verschil met de WISC-III-NL die ook niet heel ingewikkeld hoeft te zijn. Het andere verschilpunt van indexen die op 2 subtestscores gebaseerd zijn moeten we nu ook gewoon maar genoegen mee nemen, maar blijft wel ingewikkeld. Bij de WISC-III-NL werd snel bij de index Verwerkingssnelheid gezegd dat het ‘maar twee subtesten’ waren dus dat soms extra voorzichtigheid geboden was. In de praktijk denk ik dat we het argument dat het maar 2 subtesten betreft zullen gemakkelijker vergeten en naar de achtergrond schuiven naarmate de WISC-V-NL vaker wordt ingezet en gebruikt.
Wat betreft de naamgeving testscores ligt het denk ik toch ingewikkelder. Hoewel Pearson Academy een goed, bevlogen en onderbouwd betoog houdt om aan de nieuwe score indelingen en namen te houden, merk ikzelf tijdens het lezen van WISC-V-NL verslagen, maar ook in discussies met vakgenoten, grote verschillen. Allereerst is het goed om te noemen dat er voor wordt gepleit om niet meer ‘harde’ puntscores te noemen, maar om alleen de betrouwbaarheidsintervallen te gebruiken en dan bij voorkeur de 90% in plaats van de 95% betrouwbaarheidsintervallen. Nog een verandering, waar bij de WISC-III NL eigenlijk alleen de 95% betrouwbaarheidsintervallen gebruikt werden in de praktijk. Door 90% betrouwbaarheid te gebruiken wordt het interval weliswaar wat kleiner, maar neemt dus ook de foutmarge toe. Hoewel ik het denken in betrouwbaarheidsintervallen toejuich, maakt de voorgestelde naamgeving van Pearson het enorm onoverzichtelijk (nog los van het feit dat er verschillende officiële naamgevingslijstjes in omloop zijn, zie nieuwsbrief september 2018 van Kaldenbach). Even een klein voorbeeld: Een kind dat een betrouwbaarheidsscore (weliswaar 95% interval) haalt tussen de 113 en 131 noemen we dan hoog in het gemiddelde tot zeer hoog gebied. Wat zegt dit nu precies? Ik denk in de praktijk dat mensen toch een beetje middelen en dan rond de puntscore uit gaan komen. Daarnaast zie je da de termen hoog/laag in het gemiddelde tot discussie leidt en dat er synoniemen komen (hoog/laaggemiddeld) of toch vastgehouden wordt aan andere indelingen, waaronder Resing en Blok. Hierdoor wordt het voor ouders, maar ook andere zorgprofessionals inclusief scholen onoverzichtelijk wat een kind nu precies getest heeft. En volgens mij worden de aangemelde kinderen juist getest zodat zijn of haar omgeving (zoals ouders en school) goed gaan snappen wat de sterke en minder sterke kanten zijn, maar andere naamgeving kan dan heel verwarrend zijn.
Al met al is de eerste indruk van de WISC-V-NL positief. De afname is denk ik zowel voor testleider als client prettiger en aangenamer. ‘We’ zullen echter wel massaal moeten gaan omschakelen wat betreft werken met de scores. Wordt vervolgd.
Referenties:
Resing, W.C.M. & Blok, J. (2002), De classificatie van intelligentiescores. De Psycholoog, 37 , 244-249.
Medicatie voor kinderen met ADHD heeft positieve invloed op het gedrag maar niet of nauwelijks op schoolprestaties. Dat blijkt uit een nieuwe studie van klinisch neuropsychologen van de Vrije Universiteit Amsterdam waarin zij 37 jaar onderzoek analyseerden. Zij adviseren daarom behandelaren om medicatie niet voor te schrijven met als doel schoolprestaties te verbeteren. De resultaten zijn gepubliceerd in het tijdschrift European Child & Adolescent Psychiatry.
Zeventig procent van de kinderen met ADHD heeft baat bij medicatie als het gaat om het verminderen van bekende klachten als aandachtsproblemen, hyperactiviteit en impulsiviteit. Methylfenidaat – de werkzame stof in medicijnen zoals zoals Ritalin of Concerta – zorgt ervoor dat de productiviteit van rekenen met 8% toeneemt en de nauwkeurigheid van het rekenen met 3%. Het leidt niet tot verbeteringen in de nauwkeurigheid van het lezen. De verbeteringen in schoolprestaties zijn klein vergeleken met verbeteringen in het gedrag.
Klinisch neuropsycholoog Anne Fleur Kortekaas-Rijlaarsdam: “Kinderen met ADHD hebben vaak een achterstand in lezen en rekenen. De effecten van medicatie zijn te klein om er voor te zorgen dat kinderen met ADHD op het niveau van hun leeftijdsgenoten gaan presteren. Voor behandelaren is het daarom bij het voorschrijven van medicijnen voor ADHD belangrijk om te weten dat de effecten op schoolprestaties klein zijn. Een oudertraining en/of een combinatie van ouder- en leerkrachttraining heeft een positiever effect op schoolprestaties, maar meer onderzoek is nodig om dit te bevestigen. Het is belangrijk dat behandelaren, zoals huisartsen, de vaak hoge verwachtingen van ouders en leerkrachten over de effecten van medicatie op schoolprestaties bijstellen.”
Eerder medicijnen dan therapie
Kortekaas-Rijlaarsdam: “Uit het rapport van de Gezondheidsraad van 2014 komt naar voren dat het aantal kinderen tussen de 4-18 jaar dat methylfenidaat kreeg voorgeschreven sinds 2003 is toegenomen van 1% naar ruim 4%. Bij de behandeling van milde tot matig ernstige ADHD moeten de behandelaren eerst kijken naar een psychosociale aanpak van problemen, voordat zij op medicatie overgaan. Uit onze resultaten blijkt dat de behandelaars terughoudend moeten zijn met het voorschrijven van medicatie wanneer ze zien dat de nadruk ligt op de aanpak van teruglopende schoolprestaties.”
ADHD
De ontwikkelingsstoornis Attention-Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) wordt gekenmerkt door onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit . Deze symptomen zijn vooral zichtbaar bij problemen in schoolprestaties zoals lagere cijfers, doublures en verhoogde schooluitval. Storend gedrag in de klas in combinatie met teruglopende schoolprestaties is een belangrijke reden voor ouders en leerkrachten om de diagnose ADHD te laten stellen en voor behandeling bij een zorginstelling in aanmerking te komen. Methylfenidaat wordt het meest voorgeschreven bij ADHD in Nederland.
bron: ggznieuws.nl d.d. 30-03-2018
Jonge kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) ervaren dezelfde emoties als kinderen zonder autisme, maar zij reageren op een andere manier. Dit concludeert orthopedagoog Gemma Zantinge, die op dit onderwerp in februari is gepromoveerd aan de Universiteit Leiden.
Zantinge onderzocht kinderen met ASS in de voorschoolse leeftijd met instrumenten als eye-tracking en hartslagmetingen. De ervaren emoties van de kinderen wijken niet af van normale kinderen bij angstige en frustrerende situaties. Maar kinderen met ASS tonen wel ander gedrag en kiezen vaker voor niet-helpende strategieën om hun emoties te reguleren. Zij ventileren bijvoorbeeld minder hun emoties, vragen minder om hulp en geven eerder op. Voor een deel is dit te wijten aan problemen in de taalontwikkeling.
Het is belangrijk dat ouders en professionals zich ervan bewust zijn dat het waargenomen gedrag aan de buitenkant niet altijd overeenkomst met de emoties die het kind beleeft, zo schrijft Zantinge. Zij kunnen het kind helpen door bijvoorbeeld situaties te benoemen en suggesties te geven hoe het kan reageren. De voorschoolse periode is een periode waarin goed aan deze vaardigheden gewerkt kan worden.
Bron: Universiteit Leiden en NJI (d.d. 08-03-2018)
Het is belangrijk om ouders te screenen op het moment dat hun kind wordt aangemeld bij een kinder- en jeugdpsychiatrische kliniek. Indien nodig moeten ook zij een behandeling aangeboden krijgen. Dat adviseert Laura Wesseldijk naar aanleiding van haar onderzoek, waarop ze op 30 januari promoveerde aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Kinderen van ouders met psychopathologie hebben een hoger risico om ook psychiatrische klachten te ontwikkelen. Familieomstandigheden, zoals wel of geen baan hebben en een slechte relatie met de andere biologische ouder, zijn vaak de hoofdoorzaak van klachten bij ouders. Daarnaast hangt de psychopathologie van het kind deels samen met soortgelijke ouderlijke klachten.
Deze resultaten wijzen er op dat er een groep kinderen is met een dubbel nadeel, stelt Wesseldijk. Zij hebben een of twee ouders met psychiatrische klachten en leven in familieomstandigheden die nadelig kunnen zijn, zoals een ouder zonder baan of ouders die niet meer samen zijn.
Bron: Vrije Universiteit Amsterdam
Circa 10% van de scheidingen verloopt met ernstige conflicten. Uit onderzoek van de Raad voor de rechtspraak blijkt dat een scheiding van ouders negatieve effecten heeft op de ontwikkeling van kinderen, vooral wanneer de scheiding gepaard gaat met veel conflicten en de kinderen klem komen te zitten tussen de belangen van de ouders. De rechtbank Zeeland-West-Brabant startte in 2015 een pilot om de belangen van deze minderjarigen door een bijzondere curator, die gedragsdeskundige is, te laten behartigen. De resultaten zijn positief. Defence for Children is verheugd over de resultaten en hoopt dat gedragsdeskundigen vaker worden ingezet om de belangen van kinderen in echtscheidingszaken te behartigen.
Gedragdeskundige als bijzondere curator
Wanneer ouders uit elkaar gaan, en de rechter vreest dat de belangen van het kind niet voldoende worden behartigd, kan de rechter een bijzondere curator benoemen. Een bijzondere curator kan dan de belangen van het kind zowel in als buiten de rechtszaal behartigen. Doorgaans wordt een advocaat of mediator benoemd als bijzondere curator. In het rapport komt echter naar voren dat advocaten niet uitgebreid zijn geschoold in de ontwikkeling van en het praten met kinderen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant (locatie Breda) is gestart met een pilot waarin een gedragsdeskundige werd benoemd als bijzondere curator in complexe scheidingszaken. Deze pilot vond plaatst van januari 2015 tot en met mei 2016. De keuze voor een gedragsdeskundige komt voort uit het idee dat gedragsdeskundigen beter in staat zijn met kinderen te praten. Zij hebben daarnaast ook meer aandacht voor de ontwikkelingsfase van het kind en zijn beter in staat om ouders inzicht te geven over de invloed van conflicten op kinderen.
Beter oog voor belang van het kind
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat ouders, kinderen en rechters tevreden zijn over de inzet van de gedragsdeskundige als bijzondere curator. Ook de rechters zien een duidelijke meerwaarde. De gedragsdeskundigen hebben beter oog voor wat van essentieel belang is voor de kinderen. Rechters zien ook dat gedragsdeskundigen meer gericht adviseren over bepaalde hulpverlening dan advocaten. Als nadeel van een gedragsdeskundige als bijzondere curator wordt genoemd dat deze juridische kennis mist. Een gedragsdeskundige kan geen verzoeken indienen bij de rechtbank. In zaken waarbij namens de minderjarige een verzoek dient te worden ingediend, is dus een samenwerking met een advocaat nodig.
bron: nji.nl d.d 23-02-2017 & defence for children d.d. 10-02-2017
Meisjes krijgen de diagnose autisme vaak pas als er ook emotionele en gedragsproblemen spelen. Dat blijkt uit onderzoek van het Erasmus MC en ggz-instelling Yulius dat is gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Autism.
Bij jongens spelen bijkomende emotionele en gedragsproblemen veel minder een rol dan bij meisjes. Voor het onderzoek screenden zes ggz-instellingen ruim duizend kinderen van 2,5 tot 10 jaar op autisme. Hoewel evenveel meisjes als jongens op de screeningsvragenlijst een risico op autisme scoorden, kregen na uitgebreid vervolgonderzoek jongens ruim twee keer vaker de diagnose autisme.
Volgens onderzoeksleider Kirstin Greaves-Lord van het Erasmus MC zijn meisjes in het algemeen gevoeliger voor sociale verwachtingen dan jongens. Het kost hen veel energie om zich aan te passen, wat kan leiden tot angst, somberheid, boosheid of lichamelijke klachten.
De onderzoekers van Erasmus MC pleiten ervoor meer oog te hebben voor sekseverschillen bij autisme. Meetinstrumenten gaan nu bijvoorbeeld vaak over dinosaurussen of treinen en moeten ook voorbeelden van typisch meisjesinteresses bevatten, zoals liefde voor paarden.
Bron: erasmus MC; Kinderopvangtotaal.nl; NJI