Al jaren bestaat er een heftige discussie onder psychologen, orthopedagogen en psychiaters: wel of geen medicatie?
In mijn werk als kinderpsycholoog heb ik enkele cliënten waarvan ouders mij vragen of hun kind gebaat is bij medicatie. Allereerst mijn eigen standpunt wat betreft medicatie: ik ben er geen groot voorstander van. Bij het zien van menig bijsluiter valt op dat er behoorlijk wat gevaren en bijwerkingen aan de verschillende producten zit. Bovendien moet men eerst uitsluiten of de (gedrags)problemen voortkomen uit externe factoren (denk daarbij aan opvoedingsstijl en discipline in de klas). Wanneer er in de diagnostiek mogelijke aanwijzingen zijn voor syndromen, is het misschien verstandiger om de therapie te starten en te bekijken of het kind en zijn systeem daarvan ‘opknappen’ en de (gedrags)problemen verminderen. Wanneer dit toch onvoldoende blijkt te zijn, is het gebruik van medicatie te overwegen waard. Zelf adviseer ik aan de ouders alleen medicatie als dit wenselijk is voor het verdere verloop van de therapie en de ontwikkeling van het kind. Hierbij geef ik de ouders áltijd mee om zelf een soort dagboek bij te houden wanneer zij starten met de medicatie. Zo hebben de ouders zelf inzicht in wanneer het kind bepaalde medicatie (en hoeveelheid) krijgt en hoe hij of zij hierop reageert.
Dan terugkerend naar de medicatie. Zoals al eerder genoemd, er zitten behoorlijk wat bijwerkingen aan. Hoe ga je hier mee om? Vaak blijkt dat kinderen heel verschillend reageren op medicatie. Zo heeft de één helemaal geen bijwerkingen, terwijl een ander behoorlijke bijwerkingen hebben. Het is, mijns inziens, belangrijk om goed na te gaan welke bijwerkingen er bij een kind zijn en in hoeverre dit een nadeel voor het kind en gezin zijn of dat het meevalt. Toch schrikt het ouders vaak af; goede voorlichting van psycholoog, psychiater en arts zijn hierbij geboden!
Wanneer eenmaal voor medicatie gekozen is moet er een goede differentiaal diagnose gedaan worden, omdat bepaalde bijwerkingen ongewenst gedrag versterken.
Een voorbeeld: een cliëntje van 8 jaar oud is gediagnosticeerd met ADHD en het Syndroom van Asperger. Vaak is de eerste gedachte “we geven dit kind Ritalin”. Dit kan echter rigiditeit in het gedrag, wat vaak voorkomt bij kinderen met een autisme spectrum stoornis, versterken (Minderaa, 2000). Er zou bijvoorbeeld dan gedacht kunnen worden aan clonidine (dixarit) (Gunning, 2000). Echter, bij het lezen van de bijsluiter, wordt clonidine sterk afgeraden voor kinderen. Wat nu?
Gezien mijn eigen kennis niet veel verder reikt dan datgene wat ik lees in bijsluiters en de hulpboeken kan ik dit gezin qua medicatie-vraag niet beter helpen en stuur ik ze door naar de kinderarts of -psychiater. Het is mogelijk dat dit kind toch Ritalin krijgt omdat de bijwerkingen minder heftig kunnen zijn en deze medicatie wél geschikt is voor kinderen.
Er zijn dus bijwerkingen en nadelen bij het gebruik van medicatie. Wanneer men wel of niet voor medicatie kiest, blijft waarschijnlijk een persoonlijke keus. Het is in ieder geval belangrijk om met ouders goed de voor- en nadelen te bespreken en al hun ervaringen goed aan te horen, want ook de psycholoog en psychiater kunnen nog veel leren van de effecten van medicatie.
Ter informatie enkele bijsluiters en waarvoor het gebruikt kan worden:
- Ritalin: Vaak voorgeschreven bij ADHD, vermindert hyperactiviteit en vergroot de aandacht.
- Medikinet: Idem
- Strattera: Idem
- Dixarit (clonidine): Voorgeschreven bij volwassenen (!) met ADHD en tics.
- Seroxat (SSRI): Vermindert stereotype gedrag bij kinderen met autisme, maar vooral voorgeschreven bij stemmingsstoornissen.
- Respiridone: Voorgeschreven bij tic-stoornissen waaronder een autisme spectrum stoornis. Dit vermindert met name de agressie.
Referentie
- Gunning, W.B., 2000, Farmacotherapie bij ADHD. In W.B. Gunning (Ed.), Behandelinsstrategieën bij kinderen en jeugdigen met ADHD, pp. 68-80.Houten: Bohn Stafleu van Logchem.
- Minderaa, R.B., 2000, Overlap en relatie met andere stoornissen. In W.B. Gunning (Ed.), Behandelinsstrategieën bij kinderen en jeugdigen met ADHD, pp. 13-23. Houten: Bohn Stafleu van Logchem.