Op 7 maart jongstleden zond de NRCV een documentaire uit over kinderrechters. De filmmakers, Meral Uslu en Maria Mok filmde een zestal Nederlandse kinderrechters en hun jeugdige cliënten. De filmmakers kregen een unieke toestemming om te filmen achter de schermen van kinderrechtzittingen. Een van de kinderrechters die gefilmd werd tijdens zijn werk is rechter Salomon. Tijdens de documentaire was ik gecharmeerd van de werkwijze van deze rechter. Hij behandelt de jongeren met veel respect en stelt zich meewerkend op. Daarnaast geeft de heer Salomon tijdens de documentaire aan tegen problemen met jeugdzorg aan te lopen. Ook ik merk in mijn dagelijkse praktijk dat ik tegen het systeem aanloop. Dit heeft mij aan het denken gezet: Hoe kan het beter? Hoe kijken belangrijke sleutelfiguren rondom jeugdzorg hier tegen aan? In dit kader kwam ik op het idee om verschillende professionals te interviewen. Te beginnen met rechter Salomon. Op 19 mei bezocht ik de rechtbank van Amsterdam en sprak daar met hem.
Tijdens de documentaire vertelt u dat u stopt als kinderrechter. Hoe lang bent u kinderrechter geweest en kunt u wat vertellen over de werkzaamheden van een kinderrechter?
Ik ben 10 maanden kinderrechter geweest. Als rechter moet je gevraagd worden om kinderrechter te worden. Het jeugdrecht is een specialisme. Omdat er veel cursussen geregeld worden, zijn rechters doorgaans minstens 3 jaar kinderrechter. Zelf ben ik er mee gestopt, omdat ik me bezwaard voelde door de werkwijze van jeugdzorg.
Kunt u uw bezwaren toelichten?
Binnen het jeugdrecht zijn er twee kanten. Enerzijds is er het civiel rechterlijk gedeelte, anderzijds is er het strafrechtelijke gedeelte. Bij civiel rechtelijke zaken gaat het om beoordeling van verzoeken van de raad van de kinderbescherming en gezinsvoogden. Je moet dan denken aan OTS, uithuisplaatsing of gesloten jeugdzorg. Het lastige in deze zaken is dat er vaak geen uitvoering gegeven kan worden aan de opgelegde maatregel. Er zijn bijvoorbeeld geen gezinsvoogden beschikbaar of er zijn te weinig plekken waar het kind heen kan. Daarnaast ben ik van mening dat kinderen veel te vaak in aanraking komen met het strafrecht.
Wat heeft u er toe bewogen om kinderrechter te worden?
Allereerst was er een vacature. Ten tweede is deze materie ook erg interessant. Er is een team met medewerkers die erg betrokken zijn. Als rechter moet je wel ‘feeling’ hebben met deze groep. Tevens is ervaring als rechter belangrijk. Zoals ik al aangaf, trok het mij wel om met het jeugdrecht aan de gang te gaan, maar het strafrechtelijke gedeelte stond mij tegen. Mijns inziens kan een dergelijke strafrechtelijke procedure soms zelfs een averechts effect hebben. Bijvoorbeeld wanneer iemand wegens een fikse ruzie met vechtpartij op school in aanraking komt met de politie. Inmiddels is de situatie voor alle partijen goed opgelost, maar na negen maanden moet degene die de vechtpartij begon nog voorkomen wegens mishandeling. Sowieso wordt er in Nederland heel veel gestraft. Het is jammer dat de publieke opinie niet ziet. dat opvoeding en/of behandeling soms meer effect hebben dan bestraffing.
Wat was u visie als kinderrechter?
Wat ik belangrijk vind is dat je als rechter je plaats weet. Vroeger kon een rechter veel meer beslissingen nemen dan nu. Nu vraagt men meer van deskundigen, ook wat betreft beslissingen. Als rechter moet je niet op de stoel van anderen zitten. Tijdens het proces staan de belangen van het kind centraal.
Welke momenten zijn u het meest bijgebleven?
Ik heb jongeren gezien met enorme problematiek, zelfs meer dan de jongeren uit de documentaire. Tevens kunnen kinderen en jongeren al goed vertellen ondanks hun stoornis. Daarnaast hebben ze vaak ook nog begrip voor de maatregel. Dit heeft zeker indruk op mij gemaakt.
Heeft u veel met agressie te maken gehad?
Eigenlijk nauwelijks van de jongeren zelf. Ik kan me nog een keer herinneren, maar deze jongeren zat erg in de knoop met zichzelf. Vooral de moeders zijn boos. Soms hoorde ik ze al op de gang tekeer gaan. Er heerst toch veel wantrouwen bij ouders. Tevens zijn de ouders die bij de kinderrechter komen voornamelijk de ouders die géén hulp willen. Daarnaast speelt mee dat het in sommige culturen als schande wordt bevonden. Dit is met name in de Marokkaanse gemeenschap zo.
Hoe kijkt u tegen de samenwerking van instanties aan?
Dit moet ook beter, vaak is er geen samenwerking. Instanties zijn nu erg intern gericht. Medewerkers zijn er met name op gericht om productie te behalen en de baas tevreden te stemmen. De instanties zijn vooral gericht op het goed functioneren van de eigen organisatie. Ik denk dat medewerkers heel goed hun werkdruk moeten benoemen. Bijvoorbeeld: een gezinsvoogd die 36 uur werkt en 22 casussen heeft, kan niet de aandacht aan de gezinnen schenken die nodig is.
Ik heb meegemaakt dat er een zitting was waarbij OTS werd uitgesproken en dus een gezinsvoogd moest komen. Er was dan bij de zitting een medewerker van jeugdzorg aanwezig, maar die bleek later vaak niet de voogd te gaan worden. Erg onhandig, omdat het natuurlijk gemakkelijker gaat als men na de zitting meteen afspraken kan maken met elkaar.
En specifiek met de GGz?
Op de zitting zijn de voornaamste gesprekspartners de Raad van de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg. Vaak zit er wel een rapportage van de GGz of een gedragsdeskundige in het dossier. Een hele enkele keer wordt een gedragsdeskundige gehoord. Dit is met name bij de PIJ-maatregelen. Ik vraag me wel eens af of deskundigen niet op de zitting moeten zijn. In andere landen zie je dit veel meer, zoals in Amerika met het onmiddelijkheidsbeginsel. Daar is bijvoorbeeld een lijkschouwer aanwezig als bewijs dat iemand ook echt dood is. Dit vraagt wel meer tijd van de rechters, maar ook van de gedragsdeskundige. Hier lijdt dan vaak de productie weer onder. Ook rechters moeten productie halen.
U geeft aan tegen problemen aangelopen te zijn. Wat moet er uw inziens veranderen?
Er moet veel meer onderkenning komen van de groei en de ontwikkeling van kinderen. Het vormen van de gewetensfunctie van kinderen kost nu eenmaal tijd. Daarnaast moet de publieke opinie veranderen. Dit is ook een taak voor de politiek, maar ook voor deskundigen die er meer over bekend moeten maken en er meer over moeten schrijven. Er moet een tegengeluid komen. Daar komt nog bij dat er bezuinigingen aankomen. In heel Nederland moet bezuinigd worden dus ook in de jeugdzorg. We moeten met z’n allen wel het belang onder ogen blijven zien. Ik ben van mening dat we problemen beter bij het begin kunnen aanpakken.
En in het jeugdrecht?
Er moet meer onderscheid gaan komen in zware en lichte vergrijpen. Tevens moeten we gaan onderkennen dat jeugdcriminaliteit soms toeneemt. Hier moet uiteraard wel opgetreden gaan worden. Vroeger kreeg een kind een preek op het politiebureau en werd de moeder later aangesproken op haar verantwoordelijkheid. Nu wil men gezag uitstralen. Vaak doen kinderen dingen deels vanuit kattenkwaad. Als rechter moet je wel begrip blijven houden voor de achtergrond van een kind. Men moet wel in de gaten blijven houden of dingen niet uit de hand lopen. Dit zeggende, is het veranderen van het gehele jeugdzorgstelsel niet eenvoudig. Er zal geen pasklare oplossing zijn.