Categorieën
Nieuws

Anorexia heeft overeenkomsten met autisme

Meisjes die lijden aan anorexia vertonen gedrag dat doorgaans wordt geassocieerd met autisme. Zo zijn ze vaak bezig met details en hebben ze een bovenmatige interesse in systemen en orde.  Tot dat inzicht zijn onderzoekers van de universiteit van Cambridge gekomen. Het onderzoek kan specialisten mogelijk nieuwe ideeën geven voor de behandeling van anorexiapatiënten.”Anorexia wordt doorgaans gezien als puur een eetstoornis”, vertelt autismespecialist Simon Baron-Cohen. ”Dit nieuwe onderzoek duidt er echter op dat de geest van iemand met anorexia mogelijk veel gemeen heeft met de geest van iemand met autisme.”
De wetenschappers lieten 66 meisjes met anorexia aan drie tests deelnemen: een algemene autismetest, een test om na te gaan hoe systematisch ze denken en een empathietest. De meisjes met anorexia bleken vijf keer vaker binnen het autismespectrum te scoren dan de 1.600 tieners in de controlegroep. Ook bleken ze systematischer te denken en iets minder inlevingsvermogen te hebben, net als autisten, zij het in mindere mate. Specialisten kunnen het onderzoek gebruiken om nieuwe strategieën te ontwikkelen voor de behandeling van anorexiapatiënten. ”Het kan helpen om hun aandacht te verplaatsen van lichaamsgewicht en diëten naar een ander onderwerp dat net zo systematisch is”, suggereert mede-onderzoeker Tony Jaffa.

 

bron: NU.nl d.d. 06-08-2013

Categorieën
Nieuws

De DSM-IV geeft een verkeerd beeld van depressie

Het hele begrip depressie moet op de helling, concludeert psychiater Didi Rhebergen in haar proefschrift. De huidige DSM biedt geen goed uitgangspunt voor diagnose en behandeling. Zij stelt een ‘stageringsmodel’ voor zoals gebruikelijk is in de oncologie. In de DSM IV wordt onderscheid gemaakt tussen een kortdurende depressieve stoornis en een langdurige dysthyme stoornis. Ook beschouwt het classificatiesysteem angst en depressie als twee verschillende aandoeningen. De nieuwe DSM-5, die mogelijk voorjaar 2013 uitkomt, voegt beide depressieve stoornissen samen en maakt alleen verschil tussen een chronische en een niet-chronische depressie. In een aantal epidemiologische studies onderzocht Rhebergen, die op 1 oktober 2012 aan de Vrije Universiteit promoveert, of deze nieuwe indeling beter is dan de oude. Zo keek ze bij deelnemers aan de Nederlandse Studie naar Depressie en Angst (NESDA) of ze op biologische kenmerken verschilden. Dat bleek niet zo te zijn. Wel hebben patiënten met een langdurige depressie een ander psychologisch profiel: ze zijn neurotischer en minder consciëntieus dan mensen met een kortdurende depressie.
WaardeUit een studie onder 318 Australische patiënten bleek dat ze alleen in de ernst van de depressieve symptomen van elkaar verschilden. En in een kleinere studie van 41 patiënten die allemaal voldeden aan de diagnose dysthyme stoornis, kwam naar voren dat geen van de deelnemende psychiaters die diagnose stelde. Dat roept de vraag op wat de waarde is van de huidige DSM IV classificatie.
Een twee jaar durende beloopstudie onder 804 patiënten van NESDA wees uit dat ze alleen verschilden in ernst en duur van de symptomen. Opvallend was dat meer dan de helft van de mensen die de diagnose dysthyme stoornis of ‘dubbele depressie’  hadden gekregen, anders dan gedacht in de categorie ‘gunstig beloop ‘ vielen. Volgens de huidige DSM hebben die patiënten namelijk een slecht beloop. Onder een dubbele depressie wordt een combinatie van een langdurige en een kortdurende depressie verstaan. Dat doet de vraag rijzen of de huidige DSM wel een goede voorspeller is voor het beloop van een depressie. Nader onderzoek leerde dat een hogere leeftijd, een depressie die vroeg in het leven ontstaat en een introvert karakter wel een slecht beloop voorspelden. Datzelfde geldt voor angst. De DSM-5 stelt voor om ‘paniek’ een belangrijke rol toe te kennen bij alle psychopathologie. In het geval van depressieve stoornissen blijkt dat volgens Rhebergen ook inderdaad te kloppen: paniek is van grote invloed op zowel het ontstaan en het beloop van een depressie als op het dagelijks functioneren van patiënten. Ook overlappen angst en depressie elkaar goeddeels.
De promovenda concludeert dat de huidige DSM classificatie hoognodig aan revisie toe is. In het stageringsmodel waar zij voor pleit, kent een depressie net als kanker meerdere stadia. Bij longkanker kijkt de specialist naar de grootte van de tumor en hoeveel uitzaaiingen er in de lymfeklieren of elders in het lichaam zitten. Dat bepaalt het stadium van de kanker, en zodoende de behandeling en de prognose. Analoog daaraan beslist de psychiater, afhankelijk van de ernst en de duur van de depressieve en angstklachten, hoe te handelen. ‘Zo kunnen we mensen die een groot risico lopen op een slecht beloop eerder identificeren. Daardoor zijn we in staat sneller in te grijpen en voorkomen we dat een depressie chronisch wordt’, aldus Rhebergen.

 

Bron: psy.nl, d.d. 04-10-2012

Categorieën
Nieuws

Rijbewijs voor ADHD’er zonder keuring

Mensen die worden behandeld tegen de hyperactiviteitsstoornis ADHD hoeven niet meer elke 3 jaar te worden gekeurd.
De Tweede Kamer gaf minister Melanie Schultz (Infrastructuur) woensdag de opdracht de keuringen voor deze groep mensen per direct te laten stoppen.Mensen met ADHD moeten nu elke 3 jaar worden gekeurd. Volgens SP-Kamerlid Farshad Bashir, die een motie indiende om de keuringen van tafel te krijgen, kost dit automobilisten met ADHD onnodig honderden euro’s.Ook rijden mensen die behandeld worden tegen ADHD niet slechter dan anderen en wordt de ziekte met de jaren niet erger, betoogt hij. Bashir kreeg steun van de PvdA, GroenLinks, Partij voor de Dieren, lid-Brinkman en de PVV. Schultz was niet blij met de motie. Zij wilde een advies van de Gezondheidsraad afwachten, voordat ze een besluit zou nemen over de keuringen voor ADHD’ers die al worden behandeld.”Ik wil niet verantwoordelijk zijn – samen met de Kamer omdat u de motie steunt – als er toch een ongeluk gebeurt zonder dat ik het advies heb afgewacht”, stelde zij.Bashir wil zo snel mogelijk een brief van de minister waarin staat hoe ze de opdracht van de Kamer gaat uitvoeren. Ze moet onder meer het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen opdragen de keuringen niet meer uit te voeren.

Bron: Nu.nl, d.d. 27-06-2012

Categorieën
Nieuws

Sociale media hebben voor- en nadelen op school

Sociale media bieden nieuwe kansen voor het onderwijs, maar kunnen ook leiden tot cyberpesten. Dat schrijft minister Marja van Bijsterveldt van Onderwijs in de jaarlijkse Kamerbrief over veiligheid in het onderwijs.De brief is gebaseerd op de landelijke socialeveiligheidsmonitoren in het onderwijs en op onderzoek van de Onderwijsinspectie. Sociale media bieden kansen voor laagdrempelig contact tussen leerlingen en docenten. Docenten kunnen bijvoorbeeld via Twitter vragen over huiswerk delen met de hele groep. Sociale media hebben echter ook een keerzijde. Zo wordt ongeveer 4 procent van de 9- tot 16-jarigen herhaaldelijk via internet gepest.Positief is dat volgens de Kamerbrief ruim 90 procent van de leerlingen en personeelsleden op basisscholen, middelbare scholen en in het mbo zich veilig voelt. Ook nemen spijbelen, wapenbezit, drugsgebruik en geweld verder af binnen het mbo, blijkt uit de onderzoeken.

Bron: Nieuwsbrief NJI d.d. 23-05-2012

Categorieën
Nieuws

Aandacht en impulsiviteit hebben afzonderlijke genetische basis

Maarten Loos zocht naar genetische mechanismen die impulsief gedrag en aandacht beïnvloeden. Bij de mens, rat en muis zijn aspecten van aandacht en impulsiviteit in vergelijkbare gedragstaken te meten, waardoor Loos resultaten uit deze diermodellen direct kon vertalen naar de mens. Hij ontdekte dat aandacht en impulsiviteit een afzonderlijke genetische basis hebben.

Aandachtsstoornissen en overmatige impulsiviteit komen voor bij meerdere psychiatrische ziektes, zoals ‘attention deficit hyperactivity disorder’ (ADHD) en verslaving. Genetische aanleg draagt voor een groot deel bij aan deze ziekten.
Aandacht en impulsiviteit bleken bij muizen een afzonderlijke genetische basis te hebben. Dit is van belang voor een juiste behandeling van ADHD. Het bevestigt het idee dat er subgroepen van ADHD-patiënten bestaan met voornamelijk symptomen van aandachtsstoornissen of impulsiviteit, die ieder hun eigen behandeling nodig hebben.

Loos onderzocht het gedrag van muizen en ratten en bracht verschillende genen in verband met impulsiviteit en aandacht, waaronder genen die betrokken zijn bij de signalering via neurotransmitter dopamine. Hij ontdekte dat ingrijpen in signaaloverdracht via deze genen in de prefrontale cortex van ratten een verandering in impulsiviteit veroorzaakt. Vervolgonderzoek naar de geïdentificeerde genen kan meer inzicht geven in de moleculaire processen die ten grondslag liggen aan psychiatrische ziektes. Dit kan een aanzet geven tot het ontwikkelen van nieuwe behandelingsmethoden.

 

Bron: balansdigitaal.nl, 06-05-2012
VU.nl, 06-05-2012

Categorieën
Nieuws

Van ADHD’er tot junkie

Meer geld binnenhalen voor onderzoek naar verslaving onder jongeren, veroorzaakt door ADHD. Dat is wat de stichting ICASA wil bereiken met de nieuwe crowdfunding-campagne ‘Maak je ook druk om verslaving bij ADHD’. Geurt van de Glind, onderzoeker bij ICASA, vertelt waarom er meer geld moet komen: “We weten te weinig over hoe de aandoening in elkaar steekt, terwijl er wel veel jongeren zijn die allerlei problemen krijgen door de symptomen ervan.”

Het verhaal van de 16-jarige Pascal Keijzer uit Hoogkarspel is onderdeel van de campagne. Op 30 april 2007 werd hij door een drugsdealer om het leven gebracht. Pascal had ADHD. Al op zijn 11e waren bij Pascal de symptomen van de stoornis aanwezig, terwijl de ouders van Pascal hier geen idee van hadden. Vader Jack Keijzer: “Hij raakte van slag, werd om niks boos, en wij begrepen er niets van.”

Pas toen Pascal 13 was en een aangrijpende zelfmoordbrief had geschreven, constateerde een psychiater dat hij leed aan ADHD. Keijzer: “Pascal bleef daardoor achter op school. Hij zei eens tegen me: ‘Pa, ik wil het wel goed doen, maar ik kán het niet’.” Zijn zoon kreeg vanaf die tijd Ritalin voorgeschreven, maar stopte met het gebruik van dit medicijn, zonder dat zijn ouders dit wisten. Keijzer: “Pascal werd steeds ongelukkiger en voelde zich onbegrepen. Om van dat vervelende gevoel af te komen, ging hij drugs gebruiken. Met als gevolg dat hij verslaafd werd en in de drugsscene belandde. Dat werd hem fataal.”
Pascals geval is volgens Van de Glind het worstcasescenario, als het gaat om ADHD en verslaving. “Maar in onze jeugdgevangenissen zitten wel degelijk kinderen vast, die door dit ziektebeeld in de criminaliteit zijn beland.” joost van der wegen

www.icasa-crowdfunding.org

 

Bron: Metro Nieuws, d.d. 09-05-2012

Categorieën
Nieuws

Psychiaters weten te weinig van oorsuizen

In Nederland hebben ongeveer 25.000 volwassenen ernstige last van oorsuizen oftewel tinnitus. Door onwetendheid krijgen sommige patiënten echter ten onrechte het stempel ‘psychotisch’ opgedrukt. ‘Het wordt hoog tijd dat tinnitus binnen de ggz meer bekendheid krijgt’, vindt verpleegkundig specialist GGz in opleiding Ferdy Pluck van het Flevo Ziekenhuis in Almere. Tinnitus is een aandoening waarbij patiënten geluid horen dat niet afkomstig is van een externe bron. Bij het horen van geluiden wordt er via de trilharen in onze oren een signaal aan onze hersenen doorgegeven. De hersenen van mensen met tinnitus krijgen echter ook zo’n signaal als er geen sprake is van een geluid van buiten. Maar ze horen het wel, ook als ze hun oren dicht stoppen. Dit kan gaan om suizen, maar er kan ook sprake zijn van een piepend, een brommend, een zoemend of een sissend geluid. Het kan hard of zacht zijn, onderbroken of continu en in één of beide oren. In feite kent iedereen het verschijnsel in de vorm van de harde pieptoon die je nog een tijd hoort nadat je in de disco of naar een popconcert bent geweest. Dat is ook een vorm van tinnitus, alleen verdwijnt dat geluid vrij snel weer. Patiënten horen het permanent.

In Nederland hebben ongeveer een miljoen mensen tinnitus. Bij de meesten gaat het om een milde vorm, maar voor 25.000 patiënten is het geluid zo belastend dat zij er niet normaal mee kunnen leven. Zij worden depressief en blijven steeds vaker thuis, omdat ze alleen van de tinnitus al knettergek worden. Straatgeluiden kunnen ze er dan niet ook nog eens bij hebben. Soms krijgen patiënten zelfs zelfmoordneigingen, omdat ze het leven met dat permanente geluid op de achtergrond totaal niet meer zien zitten. Ondanks het nodige onderzoek is nog onbekend wat de oorzaak is en wat er in de hersenen van patiënten gebeurt. Gevolg is dat er geen medische behandeling voor tinnitus bestaat. Artsen staan dus met lege handen, maar als patiënten vervolgens worden doorverwezen naar de ggz, dan vangen ze opnieuw bot. Ze krijgen te horen: u bent hier verkeerd, want u heeft geen psychiatrische aandoening. Of men zegt: u hoort iets wat er niet is, dus u bent psychotisch. Maar deze mensen horen geen stemmen, ze horen geluiden. Dat is iets heel anders.

In het Flevoziekenhuis is een aanpak in drie stappen geïntroduceerd, waarbij het audiologisch centrum, de KNO-artsen en de psychiatrie nauw samenwerken. Allereerst wordt er uitgelegd aan de patiënten uitvoerig wat tinnitus is, wat er aan te doen valt. Bovendien wordt onderzocht hoe definitief het is, want een eventuele lichamelijke oorzaak moet worden uitgesloten. Veel patiënten weten dat allemaal niet en dat maakt ze onzeker. Heel belangrijk is daarnaast dat de tinnitus met behulp van speciaal voor dat doel ontwikkelde geluidsapparatuur enigszins kunnen onderdrukken. Het is als het ware een “pijnstiller” voor het gehoor. Tenslotte worden de patiënten intensief begeleid door maatschappelijk werkers van het audiologisch centrum. Zij leren hen beter omgaan met de spanning die de ziekte met zich meebrengt en helpen hen zo om hun situatie te accepteren.

Maar vanwaar de samenwerking met psychiatrie? Er wordt nogal wat patiënten gezien met psychische klachten. Deels komen die voort uit de spanning die het permanent horen van geluiden met zich meebrengt, deels ook uit de onwetendheid van de omgeving die niet goed begrijpt wat tinnitus is. Als patiënten dan ook nog slecht slapen, is de kans niet denkbeeldig dat ze hier binnenkomen met een depressie of een aanpassingsstoornis. Voor een effectieve behandeling van tinnitus is het in veel gevallen heel belangrijk om meteen ook de psychische klachten van patiënten aan te pakken. In het Flevoziekenhuis zijn ze heel tevreden, want zowel de last die cliënten van de tinnitus hebben als hun depressieve klachten zijn na afloop van de behandeling duidelijk afgenomen. Ook krijgen zij veel positieve reacties, zowel van de Nederlandse Vereniging Voor Slechthorenden als van de cliënten zelf.  De hoofdboodschap van het Flevoziekenhuis is dan ook dat tinnitus-patiënten altijd zouden moeten worden behandeld door zowel een KNO-arts als een psychiater. De ervaring leert helaas dat in de psychiatrie de somatische klachten nog vaak op de achtergrond blijven, terwijl veel artsen juist niet verder kijken. Zo valt de patiënt met tinnitus min of meer tussen de somatische wal en het psychiatrische schip.

Bron: psy.nl, 02-05-2012

Categorieën
Nieuws

Psychiaters negatief over ROM metingen

Het gebruik van Routine Outcome Monitoring (ROM) bij de financiering van de ggz is onnodig kostbaar, onethisch en onwetenschappelijk. Dat betogen elf gezaghebbende psychiaters, waaronder Jim van Os, hoogleraar Maastricht UMC, en René Kahn, hoogleraar UMC Utrecht. Om kosten in de ggz te beteugelen wordt er door Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en branchevereniging GGZ Nederland gewerkt aan een systeem van prestatiebekostiging op basis uitkomstmetingen. Deze uitkomstmetingen moeten duidelijk maken welke instellingen goede resultaten boeken. Op grond daarvan beslissen zorgverzekeraars bij wie ze de zorg inkopen. Volgens de elf psychiaters dreigen klinische data die door hulpverleners zijn verzameld, misbruikt te worden, nu zorgverzekeraars en GGZ Nederland instellingen willen verplichten om data te leveren aan de Stichting Benchmark GGz (SBG).“Miljoenen euro’s worden uit de patiëntenzorg gehaald om een nationaal benchmarksysteem op te zetten, in de veronderstelling dat beleidsmakers kwaliteitsvergelijkingen tussen instellingen kunnen uitvoeren”, aldus de psychiaters in een bijdrage aan het Tijdschrift voor Psychiatrie. Volgens de psychiaters is een dergelijke vergelijking aan de hand van de huidige ROM-systematiek onmogelijk, omdat het systeem methodologisch aan alle kanten rammelt. De psychiaters betogen dat het systeem geen rekening houdt met diagnostische en demografische variabelen, waardoor appels met peren  vergeleken worden. Ook ligt vervuiling van de onderzoeksdata op de loer, doordat degenen die de data verzamelen, ook degenen zijn die door de verzekeraar financieel kunnen worden gekort als de resultaten achterblijven bij het landelijk gemiddelde. Daarbij zijn er geen gerandomiseerde controlegegevens. Ook houdt de methode houdt geen rekening met comorbiditeit in de vorm van lichamelijke aandoeningen, zo stellen de psychiaters. Veel psychiatrische patiënten hebben fysieke nevenklachten die van grote invloed zijn op de uitkomsten van de behandeling, maar deze worden niet in het systeem verdisconteerd. De psychiaters vinden het ook kwalijk dat het gebruik van het ROM-instrumentarium niet gratis is, maar commercieel wordt uitgebaat. “Velen zijn van mening dat de praktijk om tot 3 euro per afname te moeten betalen […] kenmerken heeft van woeker met als gevolg dat geld onterecht wordt weggesluisd uit de  gezondheidszorg en de wetenschap”, aldus de psychiaters. De psychiaters komen tot de conclusie dat “benchmarken op basis van ROM-data in Nederland, zoals voorgesteld door SBG en zorgverzekeraars, wetenschappelijke noch medisch-ethische toetsing kan doorstaan”. De psychiaters stellen dat geen tegenstander zijn van het vastleggen en vergelijken van behandelresultaten, mits de gebruikte methode wetenschappelijk gevalideerd en medisch-ethisch getoetst is. Daarbij is het aan de beroepsgroep het meest geëigende instrument te  kiezen en mogen de resultaten door verzekeraars alleen exploratief gebruikt en niet als financieringsgrond. De psychiaters roepen de Nederlandse Federatie van UMC’s (NFU) en de NVZ vereniging van ziekenhuizen op om, anders dan GGZ Nederland, niet in te stemmen met ROM-benchmarking. “Zolang deze partijen geen toezegging hebben gedaan, lijkt er geen juridische basis waarop zorgverzekeraars algemene en universitaire ziekenhuizen kunnen verplichten tot het invoeren van ROM-benchmarking”, stellen de psychiaters.

Bron: Skipr, d.d. 05-04-2012

Categorieën
Nieuws

Hersenen ontwikkelen zich trager bij mensen met autisme

In 1939 is autisme ontdekt door Leo Kanner.  Hij noemde het toen nog early infantile autism. Sindsdien heeft zowel Kanner, maar later ook Lorna Wing, veel onderzoek naar autisme gedaan. Er is onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van autisme, te weten:

  • Klassiek autisme
  • PDD-NOS
  • Stoornis van Asperger
  • Desintegratie stoornis van de kinderleeftijd
  • Syndroom van Rett

Tegenwoordig wordt gedacht dat MCDD ook binnen het autistisch spectrum valt, maar deze is nog niet in de DSM-IV opgenomen. Het onderscheid maken tussen deze “vormen” van autisme is vaak lastig. De DSM-V, die verwacht wordt in 2013, zal daarom gaan spreken van een autisme spectrum stoornis in plaats van de losse syndromen binnen het spectrum.

Recent wordt er veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van hersenen bij kinderen met autisme. In de normale ontwikkeling gaat de hersenontwikkeling  snel gedurende de eerste twee jaar. Een kind leert reiken naar voorwerpen, kruipen, staan en lopen. Vervolgens ontwikkelt de taal (rond 1,5-2 jaar) en de frontaalkwabben (3-6 jaar) wanneer kinderen leren om taal te gebruiken ter ondersteuning van hun gedrag. Tot midden in de 20 jaar ontwikkelen de frontaalkwabben zich door zodat planning en organisatie zich steeds meer verfijnd (Berk, 2003).

De hersenen van kinderen met autisme ondergaan in het begin een versnelde groei, waarna een vertraagde rijping van het brein plaatsvindt. Het brein is bij de geboorte vaak kleinere, maar groeit dan heel snel gedurende de eerste twee levensjaren. Dan vertraagd de ontwikkeling waardoor er nauwelijks verschillen zijn in de adolescentie en volwassenheid (Gibson, 2011).

Uit recent onderzoek van het UMCG blijkt dat de spiegelneuronen bij mensen met autisme wel functioneren, maar dat deze zich trager ontwikkelen. Spiegelneuronen helpen ons te begrijpen wat iemand voelt of denkt en wat een ander doet. In gedachten voeren we dezelfde handeling uit en door de spiegel in ons brein begrijpen we beter wat anderen doen. Bij de meeste mensen is de activiteit van spiegelneuronen het grootst tijdens hun jeugd. Uit het onderzoek blijkt dat mensen met autisme een zwak ontwikkeld spiegelsysteem hebben op jonge leeftijd, maar dat de activiteit van spiegelneuronen toeneemt naarmate ze ouder worden. Rond hun dertigste functioneert het spiegelsysteem normaal en daarna zelfs bijzonder goed (Keysers, 2011). Deze bevindingen kunnen dus weer bijdrage aan verbeterde behandeltechnieken, met name hoe de spiegelneuronen meer geactiveerd kunnen worden. In Australië is men hier op experimentele basis al mee bezig en de resultaten zijn verbluffend. Het Australische Monash Aflred Psychiatry Reserach Centre biedt behandeling aan middels transcraniale magnetische stimulatie (TMS) bij mensen met autisme. TMS is een tecniek waarbij in specifieke hersengebieden met magnetische pulsjes kleine elektische stroompjes worden opgewekt. Mogelijk gebeurt dit dan ook bij de spiegelneuronen (NWT, 2012). In het artikel van NWT wordt er wel een kanttekening geplaatst of dit nou de oplossing is voor autisme. Immers, het is niet aangetoond dat er een direct verband is tussen het functioneren van het spiegelsysteem en stoornissen in het autistische spectrum.

Al met al kan men dus stellen dat er nog veel onderzoek nodig is om meer en meer duidelijkheid te krijgen over hoe de hersenstructuur bij autisme eruit ziet. Pas dan kunnen er ook goede behandeltechnieken ontwikkeld worden.

 

Literatuur:

  • Berk, L. (2003). Child Development. Boston, Allyn and Bacon.
  • Gibson, J. (2011). Brain growth in Autism, Neuroscience & Neurologie, dd. 17-06-2011.
  • Keysers, C. (2011). Mensen met autisme socialer na hun dertigste door ontwikkeling spiegelsysteem in het brein. Biological Psychiatry, Vol 69 (9).
  • Magneten tegen autisme, NWT Magazine (januari 2012), pg. 32-37.
Categorieën
Nieuws

‘Aardig scheiden’ is flauwekul

Voor de Amerikaanse studie werden 944 gezinnen bekeken. Volgens de onderzoekers lijden kinderen onder een scheiding van hun ouders ook al gaan ze als goede vrienden en zonder teveel poespas uit elkaar. Met deze conclusie kan het geloof dat een ‘vriendschappelijke’ scheiding goed is om de kinderen te beschermen, naar het land der fabelen worden verwezen.
De onderzoekers adviseren om relatietherapeuten in te schakelen om er alles aan te doen om een huwelijk te redden. En mocht het dan toch tot een scheiding komen dan moeten ouders er alles aan doen om hun kroost te beschermen.
Voor het onderzoek werden gescheiden gezinnen en gelukkig en langdurig getrouwde stellen met kinderen bestudeerd.
De gebroken gezinnen werden in drie groepen verdeeld: de co-ouders die op vriendschappelijke voet met elkaar leven, de ouders die elkaar niet meer spreken en de single ouder waarbij de andere ouder geen contact meer heeft met het kind. De ouders werden geïnterviewd toen de kinderen tieners waren en de kinderen werden geïnterviewd toen ze volwassen waren. Het bleek dat kinderen met co-ouders tijdens hun tienerjaren minder gedragsproblemen hadden dan de kinderen uit de overige twee groepen. Maar ze deden het niet beter wat betreft zelfvertrouwen, tevredenheid over hun leven, op school of het uitproberen van sigaretten, drugs en alcohol. Het bleek zelf dat hun schoolprestaties slechter waren dan die van de kinderen uit de groepen waarbij de ouders geen contact meer met elkaar hadden. Ook hadden kinderen waarbij de scheiding van de ouders vriendschappelijk was verlopen vaker op jongere leeftijd seks.  De onderzoekers aan de staatsuniversiteit van Pennsylvanië merkten op dat er slechts enkele resultaten naar voren zijn gekomen die een vriendschappelijke scheiding ondersteunen. Onderzoeker Paul Amoto zegt dat ouders die gaan scheiden hun kind meer advies zouden moeten krijgen om hun kinderen beter te begeleiden tijdens de plotselinge veranderingen in hun leven.

 

Bron: Telegraaf, 02-02-2012