Kinderen die bang zijn aangelegd, hebben gemiddeld genomen een groter ‘angstcentrum’ in hun brein, zo blijkt uit nieuw onderzoek.
Bange kinderen hebben groter ‘angstcentrum’ in brein. Het gaat om het volume van de amygdala, een amandelvormige kern in de hersenen die betrokken is bij het reguleren van emoties. Bij kinderen die vaak angstig gedrag vertonen is dit hersendeel niet alleen groter. Het ‘angstcentrum’ heeft ook meer zenuwverbindingen met de rest van het brein. Dat melden onderzoekers van de Universiteit van Stanford in het wetenschappelijk tijdschrift Biological Psychiatry. De wetenschappers onderwierpen 76 kinderen met een leeftijd tussen de zeven en negen jaar aan een test waarbij hun aanleg voor angstig gedrag in kaart werd gebracht. Ook maakten ze een MRI-scan van de hersenen van de jonge proefpersonen. Het verband tussen de anatomie van de amygala en angstig gedrag was sterk. De onderzoekers zijn er zelfs in geslaagd om een formule te ontwikkelen waarmee op basis van de afmetingen van de amygdala globaal kan worden voorspeld hoe bang kinderen zijn aangelegd.
De grote vraag is nu in hoeverre angstoornissen ontstaan door een groeiende amygdala in de vroege jeugd. Het omgekeerde is ook mogelijk: het hersendeel zou groter kunnen worden onder invloed van angstig gedrag. “Als we de invloed van angst in de jeugd op specifieke delen van de amygdala beter begrijpen kan dat nieuwe inzichten opleveren in de manier waarop angsten bij mensen ontstaan”, verklaart hoofdonderzoeker Shaozheng Qin op de nieuwssite van Elsevier.
Bron: Nu.nl/dennisrijnvis d.d. 16-06-2014