Psychologen mengen zich op dit moment in de discussie over de totstandkoming van de DSM-5 en waarschuwen voor psychiatrisering van verdriet en pech. In juni sprak The British Psychological Society in een open brief haar grote bezorgdheid uit over het gemak waarmee psychische problemen als ‘ziekte’ of ‘stoornis’ worden gedefinieerd in de DSM-5. Huib van Dis, van het Nederlands Instituut van Psychologen, onderschreef de kritiek van zijn Britse collega’s in het dagblad Trouw.
Jan Derksen, hoogleraar Klinische Psychologie aan de Radboud Universiteit, vindt het een verontrustende ontwikkeling dat de DSM in toenemende mate onderdeel uitmaakt van de psychologische praktijk. ‘Dat betekent een enorme verschraling van het rijke psychologisch-diagnostisch instrumentarium. Want let wel: met de DSM stel je geen diagnose, je classificeert een stoornis aan de buitenkant. Psychologische diagnostiek gaat veel dieper en kijkt ook naar de gezonde kanten van de cliënt, onderzoekt de levensloop en maakt gebruik van observaties en psychologische testen.’
Voor een deel krijgen psychologen de DSM opgedrongen, bijvoorbeeld door de afrekening van behandelingen in dbc’s, die gebaseerd zijn op de DSM-classificaties. Maar ook door de geprotocolleerde behandelpraktijk die vanuit DSM-categoriën is opgebouwd. En door de eisen die aan wetenschappelijk onderzoek worden gesteld. Derksen: ‘Je artikel wordt niet meer geaccepteerd als het onderzoek niet is gebaseerd op de DSM-classificatie’. Maar psychologen dienen ook de hand in eigen boezem te steken, vindt de hoogleraar. ‘Ze moeten zich veel kritischer verhouden tot de DSM en zich niet laten verleiden tot biologisch reductionisme. De DSM moet slechts een bescheiden rol spelen in de diagnostiek. Vergelijk het met een triangel in een orkest.’ Derksen juicht de discussie over de DSM toe, die nu vanuit de psychologische beroepsgroep wordt aangezwengeld.
Bron: www.psy.nl